Ik zag eigenlijk met smart te wachten tot hier een post zou verschijnen over Motion/Labour/Machinery en ik daar een paar dringende vragen over kon stellen, maar helaas. Dan maar onder deze post, ’t is tenslotte gerelateerd.
(Noot, uit de comments, bij een ander tentoonstellingsverslag. Een bericht van RT, nu naar hier verplaatst aangevuld met kort beeldverslag. Go ahead RT – al heb je denk ik je belangrijkste vragen gesteld.)
tentrotterdam.nl/show/motion-labour-machinery/
- Fran Meana
Eerste vraag is of iemand me kan vertellen wat er nou zo goed is aan deze tentoonstelling. Überhaupt, maar vooral ook op dit moment, op deze plek en aan de manier waarop. Ik persoonlijk aanschouw namelijk een spuug- en spuuglelijke tentoonstelling.
Met éen ruimte waar vanalles de kans krijgt om zichzelf te zijn, op zich prima, en dan éen waar op tweedejaars kunstacademiewijze vanalles, al dan niet gemaakt voor de gelegenheid, bij elkaar gepropt wordt: Als of het effe beoordeeld moet worden en dan weer weg kan.
- werkermagazine.org
En over dat ‘voor de gelegenheid gemaakt’: Wat ís dat nou toch voor trend om bij monde van curatoren kunstenaars uit te nodigen om ‘iets met een thema te doen’. Zoals in het geval van die foto’s aan de muur, ik weet niet van wie, in de gang naast de voormalige gymzaal: Dat ís qua werkwijze en uiting toch wat we van de kunstacademie wel kennen? Het passeert het stadium van ‘iets doen met werk in laat kapitalisme (*1)’ toch niet? En het is toch de bedoeling om zo’n eerste stadium te overstijgen?
- Charlotte Schleiffert
Een andere insteek is inderdaad om bestaand werk te tonen, dat zich gedurende een veel groter tijdsbestek heeft ontwikkeld, zoals dat van Charlotte Schleiffert. Met een muurschildering voor de gelegenheid die op zich zeer zeker de moeite waard is, maar hier wel heel letterlijk is ingezet en enkel als illustrator van een thema geldt: Nogal een degradatie als je ’t mij vraagt.
- Anna Maria Łuczak
Vervolgens wordt hij nog onbelangrijker gemaakt door hem niet eens ruimte te gunnen in die puberaal ogende zaal met dat jaren ’90 nonchalante (zelf-)relativerende werk (door middel van, gaap, alwéér plantjes en groeten en fruit en, ‘woehoe’, óók op de grond náást de drager).
Waarom, in hemelsnaam, kan het werk van kunstenaars niet gewoon gevolgd, geselecteerd en op een gepaste manier getoond worden? Wat worden we nou veel beter van een tentoonstelling die er zó tweedejaars-kunstacademie uit ziet?
Net zoals bij ‘the Museum of Unconditional Surrender’ aanschouw ik een allang gepasseerd station.
Op de kunstacademie waren op een gegeven moment ook het ‘naambordje’ en de vragen over diens waardetoevoeging en inmenging in perceptie van ‘t werk aan de orde. Aan gezucht en gesteun van docenten te merken was dat voor elke lichting op hetzelfde moment in een academieloopbaan aan de orde en vanwege uitputting van het onderwerp werd verwezen naar alles dat daar al mee gedaan was, met als hoogtepunt Guillaume Bijl’s ‘Four American Artists’.
Met Motion/Labour/Machinery zie ik wéér een teruggrijpen, en wel naar ‘doe iets met een thema’, en wordt het werk zoals al gezegd dus niet ontwikkeld of gerijpt in tijd: Het ‘overstijgt’ een thema niet en kan er dus – heel letterlijk – niets ‘over’ zeggen. Het reflecteert en resoneert niet.
Precies, eigenlijk, zoals Domeniek Ruyters al aangeeft in zijn Witte raaf-stukje over Lorenzo Benedetti (*2).
Daarin schetst ‘ie Benedetti als het talent, stelt de inmiddels hard nodige vragen bij de wildgroei van curatorenopleidingen en constateert inderdaad dat vanuit die opleidingen vaak onbeholpen, te volle en te letterlijke tentoonstellingen het daglicht zijn gaan zien.
Mijns inziens hoef je, als je kunstenaars volgt en aan het woord laat, niet terug te grijpen op bekende middelen en bij zoiets stilstaands en werkeloos uit te komen maar kun je vóóruit gaan handelen en statements gaan maken. Precies zoals Benedetti doet.
Er zijn voldoende kunstenaars die gewoon werken en in hun atelier dat letterlijke en dat enkel communiceren van een thema overstijgen. Wat ik nu zie gebeuren is dat curatoren met themaatjes werk van kunstenaars kapen en inzetten binnen hun eigen belang. Een belang dat ik overigens al wantrouw, want volgens mij dient inhoud vaker voor zelfprofilering en voor het vullen van portfolio en cv dan voor idealistische motieven. En dat kan wel eens zo door blijven gaan als niemand hun werk kritisch beschouwt en kunstenaars zich onderdanig opstellen.
Brengt me op het gedeelte van mijn vraag ‘waarom nu, waarom hier’: Waarom krijgen die ‘curatorial practices’ zo ruim de kans op een plek als TENT, terwijl ze eigenlijk nog zo nieuw zijn, er onvoldoende vragen over gesteld zijn (op Metropolis M las ik ze buiten ontevreden gemompel in wandelgangen voor het eerst, namelijk), als op de verdiepingen erboven bij uitstek de Rotterdamse plek voor thematisch gecureerde tentoonstellingen is? Met veel meer ervaring en met veel meer interesse in de kunstenaarspraktijken die er in verwikkeld worden en dus met veel meer weerklank?
Wat me op de volgende vraag brengt, specifiek aan het Rotterdamse publiek, over iets wat ik heel raar vind: TENT is toch bij uitstek een plek om Rotterdamse kunstenaars te tonen? Een springplank voor ongekend talent? Een brug tussen atelier en publiek?
In dat verband: Als het Boijmans een zelfportrettenwedstrijd organiseert voor ie-de-reen, dus ook een amateur-publiek: Dan spreekt iedereen er schande van, want dat kost geld en middelen en gaat ten koste van tentoonstellingen van kunstenaars.
TENT was er oorspronkelijk toch veel meer voor die locale kunstenaars? Waarom wordt er dan geen schande van gesproken dat geld en middelen gaan naar een steeds grotere poule van curatoren, curatorial fellows en notabene langs trekkende, tijdelijk verblijvende curatoren met netwerk-skills op zoek naar werk? Ik ben heel benieuwd.
(*1: Is dat ineens een officiële term ja? Ik weet nog dat ik hem voor het eerst hoorde. Toen achtte ik mensen die hem gebruikten als ultra-intellectueel: Als je vooruitziet dat zo’n allesomvattende superstructuur in de nabije toekomst echt eindigt dat moest je tenslotte wel héél erg geleerd zijn en heel veel weten wat andere mensen nog niet weten.
Binnen een ‘curatorial practice’ waar niemand zich kritisch over uit laat of vragen bij stelt kán dat slimme karakter natuurlijk met gemak als make-up gebruikt worden om het ontzettend intellectuele imago en het imago van ‘boven de gewone mens staan’ te versterken, om nog maar een gevaar van het uitblijven van kritische beschouwingen te noemen.
*2: http://metropolism.com/opinion/witte-raaf/)
- Doris Denekamp & Geert van Mil
> Eerste vraag is of iemand me kan vertellen wat er nou zo goed is aan deze tentoonstelling. Überhaupt, maar vooral ook op dit moment, op deze plek en aan de manier waarop. Ik persoonlijk aanschouw namelijk een spuug- en spuuglelijke tentoonstelling.
Je eerste vraag kan ik niet beantwoorden: spuuglelijk ja maar dat sluit een goede tentoonstelling niet uit. Waarom dit hier niet in de kolommen kwam – het is een samengeraapt zooitje, schouderophalen snel doorlopen. Met de getoonde werken heb ik niets, Charlotte Schleiffert heb ik hoog zitten maar die valt nogal uit de toon.
Jij maakt je zorgen over curatorenluim, wellicht terecht.
Lees op de TENT-pagina over het hoe en waarom van Motion / labour / Machinery. “Van het verdwijnen van de typische havenarbeider tot de worsteling van de kunstenaar om een relevant werk te produceren; deze tentoonstelling biedt een reeks open vragen over de hedendaagse conditie van werk.” Het is niet fijn om te lezen. Kleine waarschuwing vooraf.
Inhoud is een marketingtool, ingezet om subsidie los te krijgen, scherts ik graag. Jij zet nog scherper in – “volgens mij dient inhoud vaker voor zelfprofilering en voor het vullen van portfolio en cv dan voor idealistische motieven.”
“waarom nu, waarom hier’: Waarom krijgen die ‘curatorial practices’ zo ruim de kans op een plek als TENT ”
Awel die ‘curatorial practices’ krijgen ruim baan doordat artistiek directeur Mariette Dolle geen tentoonstellingen kan maken. Daarom wordt volk van buiten ingehuurd.
Excuzeer ze heeft deze tentoonstelling wel gemaakt. De tentoonstelling is samengesteld door Manuel Segade (Spanje, woont en werkt in Rotterdam) in samenwerking met artistiek directeur Mariette Dölle en curator Jesse van Oosten van TENT.
Lelijk en slecht zijn inderdaad niet altijd hetzelfde. Maar wat me steekt in (onder andere) dit geval is dat het ‘bij elkaar geraapte zooitje’ in een aanzet blijft steken. Reden temeer om vragen te stellen bij curatorial practices: De curator vliegt na kortstondige samenwerking weg, het gemis aan verbindtenis is volgens mij één reden voor een tekort schietende tentoonstelling. Die tekst kwam ook bij de uitnodiging, dus op voorhand gelezen, maar ik graaf vanwege zorgen graag dieper en dus gingen mijn vragen over de motieven ‘achter’ de tekst. In een avond óver de tentoonstelling ging ‘t praatje van de curator over, hoe ironisch, de zichtbaarheid van tentoonstellingsmakers: Over werken in kunst in laat kapitalistisme (als zoiets al bestaat) kun je meer en langer werkende professionals wijder geschakeerd aan het woord laten. Nog een reden om de sluier van inhoud te wantrouwen dus.
Voldoende geïnformeerd, dus, voordat ik mijn vragen stelde, NLD. Ik geloof echt helemaal niet een een tekortkoming van Mariette Dolle. Mijn redenen om vragen te stellen waarom specifiek TENT die curatorial practices een kans moet bieden staan denk ik voldoende uitgelegd in de tekst. Daarbij komt dat ik er een soort wantrouwen in ruik jegens kunst en kunstenaars en dat die volgens mij in de nabije toekomst niet meer aan het woord komen zonder spreekbuis van curatoren die veel meer managers zijn dan daadwerkelijk geïnteresseerd in wat kunstenaars zonder hen doen.
Stuk voor stuk oprechte vragen, meer begrip zou fijn zijn. Ik hoop dan ook zeer dat liefhebbers en voorstanders van deze tentoonstelling en van de opkomst van curatorial practices zich melden. Dank dus voor ‘t plaatsen, JB: Fijne kans!
“Zoals in het geval van die foto’s aan de muur, ik weet niet van wie, in de gang naast de voormalige gymzaal…”
prima voor de commentaarsectie, als serieuze tentoonstellingskritiek dan weer een beetje mager
ps
http://www.werkermagazine.org/domesticwork/
blijkt trouwens helemaal niet zo erg eigentijds postkapitalistisch DIY fotoblog
zie je wel: de kunstenaar is al bijna nergens meer voor nodig
gs
Wat ik hier, onder andere, naast ‘all of the above’ (en ‘beyond’) zo jammer aan vind is dat zo hard aan de intrinsieke waarde van kunst voorbij geracet wordt. Tenzij het een duidelijk oorzaak-en-gevolg- en effectendingetje betreft zoals bij de laatste solo is er geen ruimte meer voor oorspronkelijk en subjectief gedachtegoed van kunstenaars zelf. We moeten het doen met wat het werk ‘uitdraagt’: Met de bedachte en vooropgestelde thematiekjes, in plaats van uitgenodigd worden om te verkennen wat er ín het werk gebeurt. Het eerste is een overduidelijk antwoord op het probleem om kunst meer naar de samenleving (wat daar ook mee bedoeld moge worden) te laten communiceren, wat in zowel vraag als antwoord uiterst bedenkelijk is, het tweede is recht doen aan oorspronkelijk kunstenaarschap én volgens mij ook aan het kennis laten maken van publiek met kunst, in elk geval die die zich niet van tijdelijkheidjes, quasi academische houdingen en pseudo intellectuele teksten bedient en juist op afstand daarvan vanuit een vele rijkere voedingsbodem op de wereld eromheen reageert. In het tweede is ook ruimte voor bijvoorbeeld abstractie, wat ik persoonlijk bijvoorbeeld vele malen intelligenter vind en wat volgens mij veel meer potentie in zich draagt voor een publiek om op nieuwe manieren naar de wereld om zich heen te kijken, áls dat al persé de bedoeling is.
Want is er nou in praktische óf theoretische zin iemand verder gekomen met het denken over ‘werk’ in een ‘laat kapitalistische’ samenleving na het bezoeken van deze tentoonstelling? Want dat was eigenlijk wat ik aanvankelijk bedoelde met ‘waarom hier, waarom nu’. Is er daarnaast zelfs maar bínnen de kunst over geschreven? Zijn er ergens kritische vragen gesteld? Eén voorbeeldje van TENT in de pers: ‘The museum of Unconditional Surrender’ kan door Frieze uitgeroepen worden tot zoiets als één van de beste tentoonstellingen van 2015, maar zonder ook maar een enkele opgaaf van reden: Geheel onbeargumenteerd. Zijn dit nu de reacties van de bladen op tentoonstellingen? Gaat dat niet betekenen dat curatoren het over kunnen nemen van kunstenaars, en dat zij op een nieuwe manier, behalve aan subsidieverstrekkers, geen rekenschap af hoeven te leggen namelijk omdat het boxje achter ‘maatschappelijk relevant’, en met de pseudo intellectuele riedeltjes ook die achter ‘uitdagend voor het publiek’ afgevinkt kunnen worden? Will all they show us be their quantified shows?
Waar dan weer wél gereflecteerd wordt op vragen als ‘hoe kunstenaars door het veld bewegen’ en ‘hoe de visies van het publiek, de criticus, de instelling, en bovendien de kunstenaar passen binnen het creëren van tentoonstellingen’ is, driewerf hoera, op de verdiepingen boven TENT. A.s. vrijdag in Witte de With het symposium “Artists’ Ideals and the Ideal Curator”, wie zie ik daar?