Neo-beginners en Street: behind the cliché
twee tentoonstellingen, één thema
De exposities Neo-beginners (van 31 augustus tot 24 september, in Tent.) en Street: behind the cliché (8 september tot 19 november, in Witte de With) hebben nagenoeg dezelfde thematiek. Ze nemen beide de begrippen de straat, de stad en de openbare ruimte als uitgangspunt. Desondanks zien ze er totaal anders uit en doordat ze tegelijkertijd in hetzelfde gebouw te zien zijn geweest, is het een goede aanleiding om de verschillen te onderzoeken.
In Street: behind the cliché worden 28 (!) kunstenaars getoond die op erg uiteenlopende wijzen commentaar leveren op de overkoepelende thematiek. De curatoren Renske Janssen en Nicolaus Schafausen hebben vrijelijk en ruim gekozen uit werken van verschillende kunstenaars om een thematisch coherente expositie neer te zetten. Van veel bijdrages is de link met het thema niet direct duidelijk. Wat doet bijvoorbeeld Luc Tuymans in deze expositie? Ondanks dat hij erg mooi werk toont (colberts met geschilderde knopen) is mij niet duidelijk wat dit werk specifiek met deze tentoonstelling te maken heeft. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor Isa Genzken, het werk wederom wondermooi maar de directe link met de tentoonstelling ontbreekt ook hier.
Wat opvalt is dat in die verscheidenheid van beeldend onderzoek erg veel verschillende aspecten worden aangesproken. Zo is in het werk van Iain Forsyth & Jane Pollard, Walking After Acconci (Redirected Approaches) waarin een oude performance van Vito Acconci is ‘vertaald’ naar een huidige situatie met geactualiseerd beeldmateriaal, heel duidelijk te lezen hoe kunstenaars de potentiële zeggingskracht en vertaalslag van kunst zelf als problematisch onderwerp kiezen. In andere werken wordt een veel directere link gelegd tussen de – al dan niet individuele – identiteit en de openbaarheid, een heel vanzelfsprekende en invoelbare manier om de thematiek te begrijpen. In weer andere werken wordt het thema vanuit het idioom van minimale en formele beeldende kunst aangesneden, waarbij je verondersteld wordt het idioom te kennen om de mogelijke zeggingskracht te kunnen ondergaan.
Dit alles wordt gepresenteerd op de klassieke manier met het tentoonstellingsmodel van de ‘white cube’: de werken zijn naast elkaar gepresenteerd, ze krijgen individueel de ruimte maar gaan (zij het moeizaam) ook relaties met elkaar aan en zo ontstaat er samen met het begeleidende boekje waarin informatie te vinden is over de kunstenaars en het thema, een geheel.
Ondanks dat door het geheel van de expositie, de thematiek van de mens en de openbaarheid wel naar boven komt, zou het net zo goed een expositie kunnen zijn waarin een totaal andere thematiek in de samenstelling zou kunnen worden gelegd. Het thema zou bijvoorbeeld een staalkaart van de verschillende insteken en middelen waarvan kunstenaars zich op dit moment bedienen kunnen zijn.
Het contrast met de tentoonstelling Neo-beginners is groot. De werken die getoond worden vertegenwoordigen ook hier een breed spectrum aan uitingsvormen, maar gaan doordat ze ruim en bedacht zijn opgesteld een wisselwerking aan met de ruimte en met elkaar. De werken variëren van statische beelden tot werk dat ontstaat als het resultaat van een proces of als verslag van gebeurtenissen elders. Er zijn ook werken van literaire aard, zoals de presentatie van het werk van Daniel Robberechts die in zijn oeuvre de rol van de taal als persoonlijk en algemeen uitdrukkingsmiddel uitputtend onderzoekt. Ook in de presentatie van BAVO, een essay als pleidooi tegen het gebruik van creativiteit als politiek en sociaal instrumentarium, wordt de taal als kunstmiddel prominent neergezet. Hierdoor wordt een erg breed spectrum aan beeldend onderzoek getoond, de breedte reikt van ultieme introspectie zoals bij Robberechts tot een notie van globaliteit door de presentatie van Forum Lenteng, een Indonesisch collectief dat onderzoek doet naar de Rotterdamse urbaniteit tot de notie van kunst als de omschrijving ervan in politieke-sociale zin zoals bij BAVO. Zo ontstaat een zo weids mogelijke invulling van de thematiek: de mens en de openbaarheid.
Er zitten wel wat zwakke gaten in de expositie, de aard van sommige van de bijdrages laten zich niet zonder slag of stoot verenigen met het geheel. Het participerende karakter van de workshop van LAb[au] en de bijbehorende presentatie ervan is van een totaal andere orde dan de doorgaans tragere werking van de andere bijdrages. De expositie is al erg divers qua uitingsvormen, misschien had er wat dit betreft iets terughoudender geselecteerd kunnen worden.
Door het ontbreken van naamkaartjes en informatie bij de werken krijg je als bezoeker geen extra gelegenheid om het werk te duiden. Je wordt met het werk alleen gelaten. Door deze anonieme status gaan ze een relatie met elkaar aan op basis van gelijkwaardigheid: de gelijkwaardigheid van aanwezig zijn op dit moment en op deze plaats. Op deze manier werkt de tentoonstellingsruimte met de daarin geplaatste werken als een katalysator om verbanden te gaan zoeken en ontstaat er de indruk van een totaal-kunstwerk. De curator Reinaart Vanhoe die deze tentoonstelling heeft samengesteld, zelf kunstenaar, heeft de werken op een manier getoond waarbij ze optimaal tot hun recht komen en waarbij het verband binnen de expositie het resultaat is van de werkingen van de individuele bijdrages. Het thema lijkt eerder een losse aanreiking tot het zoeken van kunstenaars geweest waarna de expositie is opgezet vanuit de beeldende functionaliteit van de werken zelf.
Het grote verschil tussen de exposities ligt in de inzet van kunstwerken in relatie tot de gepresenteerde thematiek. Bij Street: behind the cliché zijn de kunstwerken met een ruime marge ten aanzien van de thematiek gezocht en worden vervolgens gepresenteerd als bewijsvoeringen ten bate van de thematiek. De expositie draait uiteindelijk om het omvattende verhaal dat door de curatoren wordt opgeworpen met de kunstwerken als een mix van aanleiding voor en illustratie bij deze constructie. De problematiek, de inhoud van het verhaal van de curatoren is feitelijk van sociologische aard waarbij middels kunst geprobeerd wordt om deze te benaderen. Hier wordt een suggestie gedaan van de inzetbaarheid van kunst als verduidelijkend fenomeen ten aanzien van sociologische probleemstellingen (de mens en zijn omgeving). Een functie waar ook sommige van de geselecteerde kunstenaars hun vraagtekens bij zetten. De kunstwerken in Street krijgen hierdoor een zekere mate van platheid, het worden statische hoofdstukken in een andersoortig verhaal. Alsof de resultaten van kunstzinnig onderzoek overgeheveld kunnen worden naar een ander domein. Het is maar de vraag of kunst die op deze manier ingezet wordt tot zijn volle zeggingskracht geraakt.
Bij Neo-beginners wordt de thematiek aangegrepen om een expositie neer te zetten waarbij de beeldende werking van kunst voorop staat en het die werking moet zijn die het overtuigende beeld moet leveren. Hier gaat het uiteindelijk om de potentie van beeldende kunst zelf. De expositie doet een beroep op de toeschouwer en vraagt inzet en bereidwilligheid om de verbanden te willen zien. Dat daarvoor meer tijd nodig is dan een expositie waarbij de beelden ondanks hun gelaagdheid éénduidig gepresenteerd worden is roepen om een aandacht die veeleisend is. Maar zo wordt wel de intentionele waarde van het kunstwerk opgeroepen en word je deelgenoot van de kunstervaring zoals de maker bedoeld heeft. Het voelt als een verademing om weer eens in een ruimte te zijn waar het in eerste instantie om de kunstervaring gaat, in tegenstelling tot een dwingende constructie die dient om het verhaal van de curator over het voetlicht te krijgen met de kunstwerken als bewijsstukken voor dit verhaal.
..”street” en een ontkenning van cliché in één zin; alleen al de moeite waard om te gaan kijken…
wow, da’s nog es een hoop typewerk over een expositie.
maar toch weinig ‘straat’ in de beschrijvingen. ben wel benieuwd of dat dan wel een beetje uit de verf kwam. dat leek me nou juist hun statement met de idee achter beide projecten.